Na de gruwel van de Tweede Wereldoorlog te hebben overleefd, voelde de wereldgemeenschap duidelijk de noodzaak om een fundamenteel internationaal verdrag aan te nemen dat regelt in geval van gewapende botsingen de bescherming van niet alleen gewond en ziek militair personeel, maar ook van de burgerbevolking. Een dergelijk document was de internationale Geneefse Conventies.
Humaan initiatief
Dergelijke wettelijke normen zijn al vastgelegd in de conventies die eerder in Den Haag en Genève zijn ondertekend, maar de ervaring van de afgelopen oorlog en vooral de dood van een aanzienlijk aantal burgers in frontlinie heeft aangetoond dat een nieuwe rechtshandeling moet worden ontwikkeld. Daartoe nodigde de Zwitserse regering in 1948 vertegenwoordigers van zeventig staten uit om deel te nemen aan het Internationale Forum, wiens missie was om bestaande wetten te transformeren op basis van de ervaringen van de afgelopen oorlog.
Van de uitgenodigde regeringen hebben negenenvijftig landen hun steun uitgesproken voor dit initiatief, de resterende staten die hun vertegenwoordigers naar Genève stuurden, beperkten zich tot de status van waarnemer. Grote sociale bewegingen, waaronder de Verenigde Naties en het Rode Kruis, stonden niet opzij.
Elementen van een overeenkomst
Als resultaat van de vergaderingen, die op 21 april begonnen en tot 12 augustus duurden, werden vier verdragen (conventies) ontwikkeld en ondertekend, die overeenkomsten waren voor de regels voor de bescherming van slachtoffers van vijandelijkheden. De Eerste Conventie van Genève onderzocht de behandeling van gewonden en zieken in strijdende legers.
Er volgde een overeenkomst, die in het wettelijk kader acties introduceerde met zieke en gewonde soldaten die het slachtoffer waren van scheepswrakken. Een afzonderlijk Verdrag van Genève definieerde de rechten van krijgsgevangenen. En ten slotte reguleerde de laatste volledig de rechten van de indringers met betrekking tot burgers in de gebieden die zij bezetten.
Het belangrijkste principe vastgelegd in de conventie
Elke Conventie van Genève van 1949 was gebaseerd op het fundamentele principe van het moderne internationale recht, waardoor het voeren van vijandelijkheden alleen tegen het vijandelijke leger mogelijk was. Ze verbieden categorisch elk geweld tegen ziek en gewond militair personeel, evenals burgers.
Om hieraan beter te voldoen, vereisen de in Genève ondertekende overeenkomsten dat de oorlogvoerende partijen het meest duidelijke onderscheid maken tussen militair personeel dat aan hun zijde vecht en personeel dat deel uitmaakt van de burgerbevolking, wiens rechten worden beschermd door het relevante Verdrag van Genève en waartegen gewelddadige acties zijn verboden.
Een van de belangrijkste punten van de overeenkomsten was het verbod op aanvallen op niet-militaire voorzieningen, het gebruik van wapens en militaire operaties die ongerechtvaardigde verliezen en menselijk leed konden veroorzaken. Dezelfde Conventie van Genève verbood grootschalige vernietiging van eigendommen en burgerobjecten, niet veroorzaakt door extreme noodzaak.
Verdragsvereiste voor gewonden en gevangenen
Bijzondere aandacht werd besteed aan de veiligheid van degenen die zich in vijandelijke gevangenschap bevonden. Het Verdrag van Genève uit 1949, dat de behandeling regelt van krijgsgevangenen en geïnterneerden onder inwoners die niet hebben deelgenomen aan vijandelijkheden, vereist het behoud van hun leven, gezondheid, respect voor de menselijke waardigheid, persoonlijke rechten, religieuze en politieke overtuigingen.Ook bepalen de clausules de verplichte bepaling voor deze categorieën personen van het recht op correspondentie met familieleden en om gerechtelijke garanties te verkrijgen.
Met betrekking tot gewonde militairen maakt het Verdrag van Genève van 1949 geen onderscheid tussen hun lidmaatschap van een of een andere partij die betrokken is bij een gewapend conflict. In overeenstemming met de bepalingen heeft iedereen evenveel recht op het verlenen van medische zorg.
Dit houdt de vereiste in om de veiligheid van voor en achter medisch personeel te waarborgen, evenals van alle medische voorzieningen, apparatuur en voertuigen. Voor dit doel moeten geschikte emblemen worden gebruikt, waarvan de grootte ze op een aanzienlijke afstand zichtbaar maakt.
Algemene bepalingen ondertekend in Genève
Elk Verdrag van Genève van 1949 heeft rechtskracht, zelfs als een van de strijdende partijen officieel weigert zichzelf als een oorlogvoerende partij te erkennen. Bovendien nemen de landen die deze internationale overeenkomst hebben ondertekend de verantwoordelijkheid op zich om degenen die verantwoordelijk zijn voor de schending te identificeren, te zoeken en te vervolgen. De bescherming van de Conventies van Genève is gelijkelijk van toepassing op alle personen, ongeacht hun politieke overtuiging of religieuze overtuiging.
Protocollen ter aanvulling van de conventies
De tweede helft van de 20e eeuw bracht een groot aantal lokale oorlogen met zich mee, waaruit bleek dat het wettelijk kader moet worden uitgebreid met alle aspecten van de problemen die ermee samenhangen. In dit verband werden de Conventies van Genève aangevuld met een aantal nieuwe rechtshandelingen. Dankzij hen werd het internationale wettelijke kader uitgebreid tot deelnemers aan interne conflicten. De wettelijke status van de burgerbevolking werd bepaald en de bescherming ervan werd verbeterd.
Sinds de dag sinds de ondertekening van de Conventies van Genève is het aantal staten dat tot deze belangrijke internationale overeenkomst is toegetreden toegenomen van negenenvijftig tot honderdvierennegentig. Daaropvolgende aanvullende protocollen hebben ook internationale goedkeuring gekregen en zijn geratificeerd door de regeringen van de meeste ontwikkelde landen.