Het volk van Rome kende, net als andere rijken, vóór de vorming van het staatsgerechtshof een periode van verspreiding van particuliere represailles tegen personen die de rechten van iemand anders schonden. Iedereen die geloofde dat zijn belangen waren geschonden, ging alleen met de dader om. Tijdens de ontwikkeling van de samenleving werd deze vorm van vergelding ondraaglijk.
De overgang van een privaatrechtelijke procedure naar een staatsrechtbank vond geleidelijk plaats. De vorige fasen waren de invoering van een systeem voor het reguleren van eigengerechtigheid door een speciale procedure vast te stellen voor het toepassen van geweld op daders. Vervolgens werd de mogelijkheid van verlossing (vrijwillig en vervolgens verplicht) goedgekeurd. En uiteindelijk hebben ze de bepaling aangenomen dat alle gevallen door overheidsinstanties moeten worden overwogen.
Individuen hebben dus het recht om claims in te dienen. Ze kunnen verschillende vereisten bevatten. De belangrijkste claims werden beschouwd als schendingen van eigendommen en plichtsrechten. De kwestie van de periode waarin claims konden worden ingediend bleef echter onopgelost. De verjaringstermijn is de vastgestelde periode waarin een persoon de mogelijkheid heeft om de geschonden bescherming van zijn recht aan te vragen. Het verloop van deze periode begint vanaf het moment dat de claim verschijnt. Overweeg verder het begrip beperking.
Romeinse wet
In de klassieke doctrine werden geen speciale voorwaarden ontwikkeld die de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen zouden beperken. Er waren alleen speciale datums voor bepaalde transacties. Ze werden echter niet gedefinieerd als verjaringstermijn. In de Romeinse wet waren dit de perioden waarin deze of gene gelegenheid zich voordeed. De garantie was bijvoorbeeld 2 jaar geldig. In het klassieke recht hadden daarom alle claims geen tijdslimiet en werden ze als permanent erkend.
Introductie van de term
Het statuut van beperkingen in de Romeinse wet verscheen tijdens het bewind van Justinianus (5e eeuw na Christus). Vervolgens werd een grootschalige juridische hervorming doorgevoerd. Het statuut van beperkingen in het Romeinse recht is dus tot 30 jaar vastgesteld voor persoonlijke en eigendomsclaims. In bijzondere gevallen is in de wetgeving een periode van 40 jaar vastgesteld.
Het verstrijken van de tijd
Het statuut van beperkingen in het Romeinse recht begon:
- Onder de verplichting om ondanks deze belofte geen actie te ondernemen vanaf het moment van niet-uitvoering en uitvoering van activiteiten.
- Voor eigendomsclaims - vanaf de datum van schending van eigendomsrechten.
- Onder de verplichting om enige activiteit uit te voeren - vanaf het moment dat de gelegenheid zich voordoet om de uitvoering van de belofte onmiddellijk te eisen.
classificatie
De volledige beperking in het Romeinse recht is de periode waarin de verplichting als geheel werd terugbetaald. Gedeeltelijk werd beschouwd als de periode waarin de dwangsom voor niet-naleving van de voorwaarde werd erkend als gebruikt, maar tegelijkertijd bleef de mogelijkheid bestaan om uitvoering, teruggave van het ding, enzovoort te vragen. Het statuut van beperkingen in het Romeinse recht vervalt als de persoon niet binnen de voorgeschreven periode een claim probeert in te dienen bij de verplicht of schuldig persoon.
Pauzeperiode
Het statuut van beperkingen in het Romeinse recht kan om een goede reden worden geschorst. Dergelijke omstandigheden omvatten bijvoorbeeld:
- Het niet meerderjarig worden van een bevoegd persoon.
- Juridische barrières die aanklagen verhinderden. De opvolger vroeg bijvoorbeeld om een deadline voor de voorbereiding van erfelijke apparatuur.
- Ernstige ziekte toegestaan.
- Gebrek aan verplichting (verweerder) waarop een claim moet worden ingediend.
- Bevoegd zijn in gevangenschap enzovoort.
Met het verwijderen van obstakels werd de termijn vernieuwd. Tegelijkertijd nam de resterende periode toe met het tijdstip van opschorting.
term onderbreking
Dit was het geval als de verplichte persoon het recht om te worden erkend erkende of als deze acties ondernam die aangaven dat hij zijn juridische mogelijkheid wilde benutten. De eerste situaties omvatten:
- Betaling van rente volgens de verplichting.
- Gedeeltelijke terugbetaling van schulden.
- Beroep bij de schuldeiser voor uitstel.
Als acties van een persoon die aangeeft dat hij een juridische kans wil aangrijpen, kan men bijvoorbeeld het direct indienen van een claim omvatten. Toen de periode werd onderbroken, werd de verstreken tijd vóór de pauze niet opgenomen in de voorgeschreven tijd en werd het verloop ervan opnieuw hervat.
erfenis
In claims die voortvloeien uit dit recht, was er een speciale beperkingsregeling. Het werd bijvoorbeeld als onbeperkt beschouwd als de mogelijkheid om een claim in te dienen voor het herstel van de opvolging. Wettelijke gronden werden gehandhaafd gedurende het hele leven van alle generaties die konden erven door middel van vertegenwoordigingsrecht of rechtstreeks.
Periode actie
Aan het einde van de verjaringstermijn had de verweerder de mogelijkheid om zich te verzetten tegen het concept van elke poging van de schuldeiser (eiser) om voor de rechtbank de reeds betaalde vorderingen te realiseren. Maar de persoon die de geschillen op eigen initiatief heeft onderzocht, kon geen rekening houden met de afgelopen periode, als de verplicht dit niet nodig had. De handeling handelde als volgt:
Als de juridische gronden voor de vordering eigendomsrecht waren, vernietigde het alleen de vordering die uit dit recht voortkwam, en bleef het werken.
Wat betreft de werking van het concept van acceptatie met betrekking tot verplichtingen, het is niet helemaal duidelijk. Overeenkomstig een aantal bronnen fungeert de betaling van een schuld aan het einde van de verjaringstermijn als een betaling van de "onverschuldigde". Zo ontstond condicttio indebiti. In dit geval bleef het beveiligingsrecht bestaan na het verstrijken van de primaire verplichting totdat de beveiligingsbeperking verstreek.
kenmerken
Volgens de algemene volgorde had de beperking van acties geen betrekking op de actie van uitzonderingen. Dit is te wijten aan het feit dat laatstgenoemde alleen kon worden verklaard toen de vordering van de schuldeiser werd ingediend. Een uitzondering waren gevallen waarin een persoon een claim en een uitzondering kon indienen, maar tegelijkertijd het eerste recht verwaarloosde.